Les 2. --- Enkele
nieuwe woorden. Plus onze eerste zinnetjes.
ὁ γεωργός: de boer
(uitspraak: ho geoorgos)
ὁ ἵππος: het paard
(uitspraak: ho hippos)
ἔχει: (hij/zij) heeft
(uitspraak: echei)
ἔχουσιν: (zij) hebben
(uitspraak: echousin)
In les 1 hebben we
het substantief ἄνθρωπος als voorbeeld genomen. In les 2 voegen we er twee substantieven
aan toe die niet geheel onbekend zijn. Het zelfstandig naamwoord γεωργός (boer;
letterlijk “land-bewerker”) ligt aan de basis van de mannelijke voornamen
Georges, George, Georg en Joris. Het zelfstandig naamwoord ἵππος (paard) vinden
we bv. terug in de wetenschappelijke naam van het zeepaardje (hippocampus) en
van het nijlpaard (hippopotamus).
Om snel enkele
eenvoudige zinnetjes te maken, maken we gebruik van de werkwoordsvormen ἔχει (hij/zij
heeft) en ἔχουσιν (zij hebben).
1. Ἵππον ἔχει. ---
Hij (zij) heeft een paard.
2. Ἵππον ἔχουσιν. ---
Zij hebben een paard.
3. Ἵππους ἔχει. ---
Hij (zij) heeft paarden.
4. Ἵππους ἔχουσιν.
--- Zij hebben paarden.
5. Ὁ γεωργὸς ἵππον ἔχει.
--- De boer heeft een paard.
6. Ὁ γεωργὸς ἵππους ἔχει.
--- De boer heeft paarden.
7. Οἱ γεωργοὶ ἵππον ἔχουσιν.
--- De boeren hebben een paard.
8. Οἱ γεωργοὶ ἵππους ἔχουσιν.
--- De boeren hebben paarden.
Enkele eenvoudige
vaststellingen.
a) Paard = ἵππος. In
zinnen 1, 2, 5 en 7 staat echter de vorm ἵππον (uitspraak: hippon).
Dit is de accusatief enkelvoud: in zinnen 1, 2, 5 en 7 is ἵππον namelijk lijdend voorwerp (LV).
b) In zinnen 3, 4, 6 en 8 staat de vorm ἵππους (uitspraak: hippoes). Dat is
de accusatief meervoud (zelfde reden: LV).
c) De boer = ὁ γεωργός.
In zinnen 5 en 6 staat die combinatie lidwoord + substantief in die vorm (= de
nominatief enkelvoud), als onderwerp (O). --- In zinnen 7 en 8 is het onderwerp
Οἱ γεωργοὶ: eveneens nominatief,
maar dan wel nominatief meervoud.
De aandachtige lezer zal bovendien gemerkt hebben dat tekens
zoals een spiritus en een accent (of een combinatie van beide) in het geval van
een hoofdletter links naast die hoofdletter worden geschreven (zie: Ἵππον en Ἵππους in de eerste vier zinnetjes). --- In
het geval van een tweeklank (Οἱ
in 7 en 8) schrijft men die tekens op de tweede klinker van de tweeklank.
Tot slot: bij γεωργός verandert het accent op
de laatste lettergreep van een acutus in een gravis omdat na γεωργὸς nog een ander woord volgt. De studie
van de accenten (acutus, gravis en circumflexus) heeft echter in het geheel
geen belang bij de basis-studie van het oud-Grieks.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten