Zoeken in deze blog

zaterdag 24 oktober 2020

 

Les 11 --- Geen paniek: niet alles was mannelijk in het oude Griekenland …

 

Een korte terugblik. In de eerste tien lessen leerden we enkele zelfstandige naamwoorden: ὁ ἄνθρωπος (“de mens”), ὁ γεωργός (“de boer”), ὁ ἵππος (“het paard”), ὁ ἰατρός (“de dokter”) en ὁ σταθμός (“de stal”).

Al deze substantieven zijn mannelijk. Zij behoren alle tot éénzelfde verbuigings-type., m.a.w. zij vormen alle op dezelfde manier de accusatief enkelvoud (-ον), de accusatief meervoud (-ους), de genitief enkelvoud (-ου), de genitief meervoud (-ων) enz.

Het oud-Grieks kende natuurlijk ook vrouwelijke en onzijdige substantieven. In de volgende zinnen leren we er een paar:

 

1. Ὁ γεωργὸς οἰκίαν ἔχει. --- De boer heeft een huis.

2. Ἡ οἰκία τοῦ γεωργοῦ καλή ἐστιν. --- Het huis van de boer is mooi.

3. Ὁ γεωργὸς διὰ τῆς θύρας τὴν οἰκίαν εἰσέρχεται. --- De boer stapt door de deur zijn huis binnen.

 

Het substantief οἰκία is vrouwelijk. In tegenstelling met de reeds gekende mannelijke zelfstandige naamwoorden, die op -ος eindigen in de nominatief enkelvoud, is de laatste letter van οἰκία een α. Anders ook dan bij de mannelijke substantieven, waar het bepaald lidwoord ὁ is, is het bepaald lidwoord bij vrouwelijke substantieven ἡ in de nominatief enkelvoud.

In de eerste zin treffen we de vorm οἰκίαν aan, in de derde zin τὴν οἰκίαν: allebei accusatief enkelvoud, in de derde zin voorafgegaan door het bepaald lidwoord in de accusatief vrouwelijk enkelvoud. In beide gevallen gaat het om het lijdend voorwerp, in zin 1 van het werkwoord ἔχει, in zin 3 van het werkwoord εἰσέρχεται.

In zin 3 lezen we de woordgroep διὰ τῆς θύρας: “door(heen) de deur”. Het vrouwelijke substantief ἡ θύρα (genitief enkelvoud: τῆς θύρας) betekent dus: “de deur”. Het oud-Griekse woord θύρα (uitspraak: “thura”) en het Nederlandse woord “deur” zijn duidelijk (Indo-europese) familie van elkaar! --- Het voorzetsel διὰ vraagt hier de genitief.

Om af te sluiten nog kort iets over de werkwoordsvorm εἰσέρχεται in zin 3. De aandachtige lezer zal hebben opgemerkt dat εἰσέρχεται een passieve uitgang heeft (zie les 6: Ὁ γεωργὸς ὑπὸ τοῦ ἰατροῦ θεραπεύεται), maar actief vertaald wordt: “De boer stapt binnen”). Wie Latijn studeert of heeft gestudeerd kan deze grammaticale bijzonderheid vergelijken met de deponente werkwoorden in het Latijn: passieve uitgang, actieve betekenis.

 

vrijdag 16 oktober 2020

 

Les 10 --- Tellen tot tien …

 

εἷς ἵππος = één paard (“heis hippos”)

δύο ἵπποι = twee paarden (“duo hippoi”)

τρεῖς ἵπποι = drie paarden (“treis hippoi”)

τέτταρες ἵπποι = vier paarden (“tettares hippoi”)

πέντε ἵπποι = vijf paarden (“pente hippoi”)

ἕξ ἵπποι = zes paarden (“hex hippoi”)

ἑπτὰ ἵπποι = zeven paarden (“hepta hippoi”)

ὀκτὼ ἵπποι = acht paarden (“okto hippoi”)

ἐννέα ἵπποι = negen paarden (“ennea hippoi”)

δέκα ἵπποι = tien paarden (“deka hippoi”)

 

De telwoorden εἷς, δύο, τρεῖς en τέτταρες zijn verbuigbaar. De telwoorden πέντε, ἕξ, ἑπτὰ, ὀκτὼ, ἐννέα en δέκα zijn onverbuigbaar.

De telwoorden δύο en τρεῖς zijn dezelfde als de Latijnse telwoorden duo en tres. De telwoorden πέντε, ἕξ, ἑπτὰ, ὀκτὼ, ἐννέα en δέκα worden nog steeds in wiskundige en wetenschappelijke begrippen gebruikt. Een “wetenschappelijk” woord voor een vijfhoek is: “pentagoon” (denk ook aan het Amerikaanse “Pentagon”: bekijk maar eens de vorm van dat gebouw!). Zo bestaat ook het woord “hexagoon” voor zeshoek, “heptagoon” voor zevenhoek, “octogoon” voor achthoek, “enneagoon” voor negenhoek en “decagoon” voor tienhoek.

donderdag 15 oktober 2020

 

Les 9 --- Kennismaking met een paar adjectieven

 

Οἱ καλοὶ ἵπποι καθεύδουσιν ἐν τῷ ἱππικῷ σταθμῷ.

De mooie paarden slapen in de paardenstal.

 

In deze zin maken we kennis met een nieuwe woordsoort: het adjectief of bijvoeglijk naamwoord. Het adjectief καλός betekent “mooi”. De vorm καλοὶ staat in de nominatief mannelijk meervoud, omdat ἵπποι (mannelijk) ook een nominatief meervoud is. Het adjectief ἱππικός betekent “van een paard”, “paarden-…”. De vorm ἱππικῷ staat in de datief mannelijk enkelvoud, omdat σταθμῷ (mannelijk) ook een datief enkelvoud is.

Een adjectief staat altijd in dezelfde naamval, hetzelfde geslacht en hetzelfde getal als het substantief waarbij het hoort.

Beide vermelde adjectieven leven nog verder in vele moderne talen. Zo kennen we in het Nederlands het woord “kalligrafie” (de kunst van het mooi-schrijven, het schoonschrift). En in het Frans bestaat het adjectief “hippique” (bv. concours hippique).

 

vrijdag 9 oktober 2020

 

Les 8 --- Nu of niet nu?

 

Οἱ ἵπποι ἐσθίουσι και καθεύδουσιν ἐν τῷ σταθμῷ.

De paarden eten en slapen in de stal.

 

De werkwoordsvormen ἐσθίουσι en καθεύδουσιν zijn beide 3de persoon meervoud (actief indicatief praesens) van respectievelijk ἐσθίειν (“eten”) en καθεύδειν (“slapen”). Het valt op dat de vorm ἐσθίουσι niét op een -ν eindigt en de vorm καθεύδουσιν wél. De eigenlijke uitgang van de 3de persoon meervoud (actief indicatief praesens) is: -ουσι. Aan die uitgang wordt doorgaans een -ν toegevoegd indien het volgende woord met een klinker begint (reden: om een hiaat te vermijden; we spreken over een hiaat indien een woord dat eindigt op een klinker gevolgd wordt door een woord dat begint met een klinker; bij het uitspreken van twee dergelijke woorden merk je een kleine hapering = hiaat). Deze eind-ν wordt ook aan de uitgang -ουσι toegevoegd op het einde van een zin (bv. voor een punt).

De wetenschappelijke benaming voor die eind-ν is: “nu ephelkustikon” (= “toegevoegde nu”). In de zin waarmee deze les begon krijgt de werkwoordsvorm ἐσθίουσι géén eind-ν, omdat het volgende woord (και = “en”) met een medeklinker begint; καθεύδουσιν daarentegen krijgt wél een eind-ν, omdat het volgende woord (ἐν = “in”) met een klinker begint.

Het substantief ὁ σταθμός betekent: “de stal”. Het staat in de datief omdat het voorzetsel ἐν (“in”) de datief vereist.

donderdag 8 oktober 2020

 

Les 7 --- De paarden moeten tot morgen wachten …

 

De dokter raadt de boer aan om het vandaag nog even kalm aan te doen. De boer is een verstandig man en besluit het doktersadvies trouw op te volgen. Hij zegt dan ook tegen zichzelf:

 

Τήμερον ἡσυχάζω. Τοὺς ἵππους αὔριον θεραπεύσω.

“Vandaag rust ik. De paarden zal ik morgen verzorgen.”

 

We leren twee bijwoorden: τήμερον (“vandaag”) en αὔριον (“morgen”). Deze bijwoorden overleven nog tot op vandaag in het moderne Grieks: σήμερα (“vandaag”) en αύριο (“morgen”).

 

We maken ook kennis met een nieuw werkwoord: ἡσυχάζειν: “rusten”, “zich kalm houden”.

 

Maar het belangrijkste in deze les: een nieuwe tijd van het werkwoord: de actieve indicatief futurum simplex (= onvoltooid toekomende tijd). De boer zegt: Τοὺς ἵππους αὔριον θεραπεύσω.

 

De vorming van de actieve indicatief futurum simplex is inderdaad eenvoudig: je neemt de praesens-vorm (θεραπεύω = “ik verzorg”) en je last gewoon een sigma (σ) in voor de persoonsuitgang. Zo verkrijg je de volgende zes vormen:

 

θεραπεύσω: ik zal verzorgen

θεραπεύσεις: jij zal verzorgen

θεραπεύσει: hij / zij zal verzorgen

θεραπεύσομεν: wij zullen verzorgen

θεραπεύσετε: jullie zullen verzorgen

θεραπεύσουσιν: zij zullen verzorgen

 

maandag 5 oktober 2020

 Les 6 --- Een dokter op de boerderij …

 

Bij het verzorgen van zijn paard kreeg de boer een flinke trap van de hengst. Dus stuurde de boer een van zijn slaven naar de stad, om er een dokter te gaan zoeken.

Ὁ ἰατρός (“Ho iatros”) = de dokter. Ja hoor, dat woord duikt ook op in vele moderne talen. In het Nederlands kennen we een psychiater, een pediater enz.

Het volgende zinnetje is gemakkelijk te begrijpen:

Ὁ ἰατρὸς τὸν γεωργὸν θεραπεύει. --- De dokter verzorgt de boer. --- Ὁ ἰατρός is het onderwerp van de zin en staat dus in de nominatief; τὸν γεωργὸν is het lijdend voorwerp van de zin en staat dus in de accusatief.

Het vorige zinnetje is actief: het is de dokter die zelf actief iets doet (θεραπεύει: hij verzorgt). Maar je kan van dat actieve zinnetje gemakkelijk een passief zinnetje maken:

Ὁ γεωργὸς ὑπὸ τοῦ ἰατροῦ θεραπεύεται. --- De boer wordt verzorgd door de dokter.

Het lijdend voorwerp uit het eerste zinnetje (τὸν γεωργὸν) wordt in het tweede zinnetje onderwerp; het onderwerp uit het eerste zinnetje (Ὁ ἰατρός) wordt in het tweede zinnetje handelende persoon.

De handelende persoon wordt in het oud-Grieks weergegeven door het voorzetsel ὑπό, gevolgd door een genitief.

 

zondag 4 oktober 2020

 

Les 5. --- Over paardenverzorging

 

In les 2 hadden we het over een boer die een paard heeft. Wie een paard heeft, moet dat natuurlijk ook verzorgen.

 

Ὁ γεωργὸς τὸν ἵππον θεραπεύει. --- De boer verzorgt het / zijn paard.

 

Het werkwoord θεραπεύειν (verzorgen) kunnen we nu ook weer vervoegen in alle personen enkelvoud en meervoud van de actieve indicatief praesens (onvoltooid tegenwoordige tijd):

 

Τὸν ἵππον θεραπεύω. --- Ik verzorg het / mijn paard.

Τὸν ἵππον θεραπεύεις. --- Jij verzorgt het / jouw paard.

Τὸν ἵππον θεραπεύει. --- Hij verzorgt het / zijn paard. Zij verzorgt het / haar paard.

Τὸν ἵππον θεραπεύομεν. --- Wij verzorgen het / ons paard.

Τὸν ἵππον θεραπεύετε. --- Jullie verzorgen het / jullie paard.

Τὸν ἵππον θεραπεύουσιν. --- Zij verzorgen het / hun paard.

 

In de vertaling van de zinnen merk je op dat het bepaald lidwoord τόν wordt weergeven ofwel met een Nederlands bepaald lidwoord (in dit geval: “het”, omdat “paard” in het Nederlands onzijdig is; in het klassiek Grieks is ὁ ἵππος mannelijk), ofwel met het Nederlands bezittelijk voornaamwoord dat hoort bij het onderwerp van de zin (ik > mijn; jij > jouw enz.). Het bepaald lidwoord kan in het oud-Grieks deze bezittelijke betekenis hebben, indien uit de context van de zin duidelijk is dat diegene die de handeling uitvoert tegelijkertijd ook de eigenaar of de gebruiker van het lijdend voorwerp is. Eigenlijk is dat in het Nederlands ook vaak zo. Uit de zin “Ik maai het gazon” blijkt wel dat het gaat over MIJN gazon en niet over dat van de buurman (tenzij in een voorafgaande zin gezegd werd dat ik, om een centje bij te verdienen, het gazon van mijn buurman maai).

De aandachtige lezer zal ook gemerkt hebben dat het onderwerp van het werkwoord (ik, jij enz.) niet uitgedrukt wordt in het Grieks. De reden daarvan is dezelfde als in het Latijn: wanneer een persoonlijk voornaamwoord het onderwerp is (of: zou moeten zijn) van het werkwoord, dan wordt dat doorgaans niet uitgedrukt, aangezien uit de uitgang van de werkwoordsvorm voldoende blijkt wie het onderwerp is: -ω = ik …; -εις = jij; enz. --- Het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp wordt in het oud-Grieks wél uitgedrukt indien het nadruk heeft; hierover later.

Tot slot nog even aangeven dat het werkwoord θεραπεύειν opduikt in tal van moderne talen. Denken we in het Nederlands maar aan woorden als: therapie, therapeut, therapeutisch.

  Les 11 --- Geen paniek: niet alles was mannelijk in het oude Griekenland …   Een korte terugblik. In de eerste tien lessen leerden we ...