Zoeken in deze blog

zaterdag 24 oktober 2020

 

Les 11 --- Geen paniek: niet alles was mannelijk in het oude Griekenland …

 

Een korte terugblik. In de eerste tien lessen leerden we enkele zelfstandige naamwoorden: ὁ ἄνθρωπος (“de mens”), ὁ γεωργός (“de boer”), ὁ ἵππος (“het paard”), ὁ ἰατρός (“de dokter”) en ὁ σταθμός (“de stal”).

Al deze substantieven zijn mannelijk. Zij behoren alle tot éénzelfde verbuigings-type., m.a.w. zij vormen alle op dezelfde manier de accusatief enkelvoud (-ον), de accusatief meervoud (-ους), de genitief enkelvoud (-ου), de genitief meervoud (-ων) enz.

Het oud-Grieks kende natuurlijk ook vrouwelijke en onzijdige substantieven. In de volgende zinnen leren we er een paar:

 

1. Ὁ γεωργὸς οἰκίαν ἔχει. --- De boer heeft een huis.

2. Ἡ οἰκία τοῦ γεωργοῦ καλή ἐστιν. --- Het huis van de boer is mooi.

3. Ὁ γεωργὸς διὰ τῆς θύρας τὴν οἰκίαν εἰσέρχεται. --- De boer stapt door de deur zijn huis binnen.

 

Het substantief οἰκία is vrouwelijk. In tegenstelling met de reeds gekende mannelijke zelfstandige naamwoorden, die op -ος eindigen in de nominatief enkelvoud, is de laatste letter van οἰκία een α. Anders ook dan bij de mannelijke substantieven, waar het bepaald lidwoord ὁ is, is het bepaald lidwoord bij vrouwelijke substantieven ἡ in de nominatief enkelvoud.

In de eerste zin treffen we de vorm οἰκίαν aan, in de derde zin τὴν οἰκίαν: allebei accusatief enkelvoud, in de derde zin voorafgegaan door het bepaald lidwoord in de accusatief vrouwelijk enkelvoud. In beide gevallen gaat het om het lijdend voorwerp, in zin 1 van het werkwoord ἔχει, in zin 3 van het werkwoord εἰσέρχεται.

In zin 3 lezen we de woordgroep διὰ τῆς θύρας: “door(heen) de deur”. Het vrouwelijke substantief ἡ θύρα (genitief enkelvoud: τῆς θύρας) betekent dus: “de deur”. Het oud-Griekse woord θύρα (uitspraak: “thura”) en het Nederlandse woord “deur” zijn duidelijk (Indo-europese) familie van elkaar! --- Het voorzetsel διὰ vraagt hier de genitief.

Om af te sluiten nog kort iets over de werkwoordsvorm εἰσέρχεται in zin 3. De aandachtige lezer zal hebben opgemerkt dat εἰσέρχεται een passieve uitgang heeft (zie les 6: Ὁ γεωργὸς ὑπὸ τοῦ ἰατροῦ θεραπεύεται), maar actief vertaald wordt: “De boer stapt binnen”). Wie Latijn studeert of heeft gestudeerd kan deze grammaticale bijzonderheid vergelijken met de deponente werkwoorden in het Latijn: passieve uitgang, actieve betekenis.

 

vrijdag 16 oktober 2020

 

Les 10 --- Tellen tot tien …

 

εἷς ἵππος = één paard (“heis hippos”)

δύο ἵπποι = twee paarden (“duo hippoi”)

τρεῖς ἵπποι = drie paarden (“treis hippoi”)

τέτταρες ἵπποι = vier paarden (“tettares hippoi”)

πέντε ἵπποι = vijf paarden (“pente hippoi”)

ἕξ ἵπποι = zes paarden (“hex hippoi”)

ἑπτὰ ἵπποι = zeven paarden (“hepta hippoi”)

ὀκτὼ ἵπποι = acht paarden (“okto hippoi”)

ἐννέα ἵπποι = negen paarden (“ennea hippoi”)

δέκα ἵπποι = tien paarden (“deka hippoi”)

 

De telwoorden εἷς, δύο, τρεῖς en τέτταρες zijn verbuigbaar. De telwoorden πέντε, ἕξ, ἑπτὰ, ὀκτὼ, ἐννέα en δέκα zijn onverbuigbaar.

De telwoorden δύο en τρεῖς zijn dezelfde als de Latijnse telwoorden duo en tres. De telwoorden πέντε, ἕξ, ἑπτὰ, ὀκτὼ, ἐννέα en δέκα worden nog steeds in wiskundige en wetenschappelijke begrippen gebruikt. Een “wetenschappelijk” woord voor een vijfhoek is: “pentagoon” (denk ook aan het Amerikaanse “Pentagon”: bekijk maar eens de vorm van dat gebouw!). Zo bestaat ook het woord “hexagoon” voor zeshoek, “heptagoon” voor zevenhoek, “octogoon” voor achthoek, “enneagoon” voor negenhoek en “decagoon” voor tienhoek.

donderdag 15 oktober 2020

 

Les 9 --- Kennismaking met een paar adjectieven

 

Οἱ καλοὶ ἵπποι καθεύδουσιν ἐν τῷ ἱππικῷ σταθμῷ.

De mooie paarden slapen in de paardenstal.

 

In deze zin maken we kennis met een nieuwe woordsoort: het adjectief of bijvoeglijk naamwoord. Het adjectief καλός betekent “mooi”. De vorm καλοὶ staat in de nominatief mannelijk meervoud, omdat ἵπποι (mannelijk) ook een nominatief meervoud is. Het adjectief ἱππικός betekent “van een paard”, “paarden-…”. De vorm ἱππικῷ staat in de datief mannelijk enkelvoud, omdat σταθμῷ (mannelijk) ook een datief enkelvoud is.

Een adjectief staat altijd in dezelfde naamval, hetzelfde geslacht en hetzelfde getal als het substantief waarbij het hoort.

Beide vermelde adjectieven leven nog verder in vele moderne talen. Zo kennen we in het Nederlands het woord “kalligrafie” (de kunst van het mooi-schrijven, het schoonschrift). En in het Frans bestaat het adjectief “hippique” (bv. concours hippique).

 

vrijdag 9 oktober 2020

 

Les 8 --- Nu of niet nu?

 

Οἱ ἵπποι ἐσθίουσι και καθεύδουσιν ἐν τῷ σταθμῷ.

De paarden eten en slapen in de stal.

 

De werkwoordsvormen ἐσθίουσι en καθεύδουσιν zijn beide 3de persoon meervoud (actief indicatief praesens) van respectievelijk ἐσθίειν (“eten”) en καθεύδειν (“slapen”). Het valt op dat de vorm ἐσθίουσι niét op een -ν eindigt en de vorm καθεύδουσιν wél. De eigenlijke uitgang van de 3de persoon meervoud (actief indicatief praesens) is: -ουσι. Aan die uitgang wordt doorgaans een -ν toegevoegd indien het volgende woord met een klinker begint (reden: om een hiaat te vermijden; we spreken over een hiaat indien een woord dat eindigt op een klinker gevolgd wordt door een woord dat begint met een klinker; bij het uitspreken van twee dergelijke woorden merk je een kleine hapering = hiaat). Deze eind-ν wordt ook aan de uitgang -ουσι toegevoegd op het einde van een zin (bv. voor een punt).

De wetenschappelijke benaming voor die eind-ν is: “nu ephelkustikon” (= “toegevoegde nu”). In de zin waarmee deze les begon krijgt de werkwoordsvorm ἐσθίουσι géén eind-ν, omdat het volgende woord (και = “en”) met een medeklinker begint; καθεύδουσιν daarentegen krijgt wél een eind-ν, omdat het volgende woord (ἐν = “in”) met een klinker begint.

Het substantief ὁ σταθμός betekent: “de stal”. Het staat in de datief omdat het voorzetsel ἐν (“in”) de datief vereist.

donderdag 8 oktober 2020

 

Les 7 --- De paarden moeten tot morgen wachten …

 

De dokter raadt de boer aan om het vandaag nog even kalm aan te doen. De boer is een verstandig man en besluit het doktersadvies trouw op te volgen. Hij zegt dan ook tegen zichzelf:

 

Τήμερον ἡσυχάζω. Τοὺς ἵππους αὔριον θεραπεύσω.

“Vandaag rust ik. De paarden zal ik morgen verzorgen.”

 

We leren twee bijwoorden: τήμερον (“vandaag”) en αὔριον (“morgen”). Deze bijwoorden overleven nog tot op vandaag in het moderne Grieks: σήμερα (“vandaag”) en αύριο (“morgen”).

 

We maken ook kennis met een nieuw werkwoord: ἡσυχάζειν: “rusten”, “zich kalm houden”.

 

Maar het belangrijkste in deze les: een nieuwe tijd van het werkwoord: de actieve indicatief futurum simplex (= onvoltooid toekomende tijd). De boer zegt: Τοὺς ἵππους αὔριον θεραπεύσω.

 

De vorming van de actieve indicatief futurum simplex is inderdaad eenvoudig: je neemt de praesens-vorm (θεραπεύω = “ik verzorg”) en je last gewoon een sigma (σ) in voor de persoonsuitgang. Zo verkrijg je de volgende zes vormen:

 

θεραπεύσω: ik zal verzorgen

θεραπεύσεις: jij zal verzorgen

θεραπεύσει: hij / zij zal verzorgen

θεραπεύσομεν: wij zullen verzorgen

θεραπεύσετε: jullie zullen verzorgen

θεραπεύσουσιν: zij zullen verzorgen

 

maandag 5 oktober 2020

 Les 6 --- Een dokter op de boerderij …

 

Bij het verzorgen van zijn paard kreeg de boer een flinke trap van de hengst. Dus stuurde de boer een van zijn slaven naar de stad, om er een dokter te gaan zoeken.

Ὁ ἰατρός (“Ho iatros”) = de dokter. Ja hoor, dat woord duikt ook op in vele moderne talen. In het Nederlands kennen we een psychiater, een pediater enz.

Het volgende zinnetje is gemakkelijk te begrijpen:

Ὁ ἰατρὸς τὸν γεωργὸν θεραπεύει. --- De dokter verzorgt de boer. --- Ὁ ἰατρός is het onderwerp van de zin en staat dus in de nominatief; τὸν γεωργὸν is het lijdend voorwerp van de zin en staat dus in de accusatief.

Het vorige zinnetje is actief: het is de dokter die zelf actief iets doet (θεραπεύει: hij verzorgt). Maar je kan van dat actieve zinnetje gemakkelijk een passief zinnetje maken:

Ὁ γεωργὸς ὑπὸ τοῦ ἰατροῦ θεραπεύεται. --- De boer wordt verzorgd door de dokter.

Het lijdend voorwerp uit het eerste zinnetje (τὸν γεωργὸν) wordt in het tweede zinnetje onderwerp; het onderwerp uit het eerste zinnetje (Ὁ ἰατρός) wordt in het tweede zinnetje handelende persoon.

De handelende persoon wordt in het oud-Grieks weergegeven door het voorzetsel ὑπό, gevolgd door een genitief.

 

zondag 4 oktober 2020

 

Les 5. --- Over paardenverzorging

 

In les 2 hadden we het over een boer die een paard heeft. Wie een paard heeft, moet dat natuurlijk ook verzorgen.

 

Ὁ γεωργὸς τὸν ἵππον θεραπεύει. --- De boer verzorgt het / zijn paard.

 

Het werkwoord θεραπεύειν (verzorgen) kunnen we nu ook weer vervoegen in alle personen enkelvoud en meervoud van de actieve indicatief praesens (onvoltooid tegenwoordige tijd):

 

Τὸν ἵππον θεραπεύω. --- Ik verzorg het / mijn paard.

Τὸν ἵππον θεραπεύεις. --- Jij verzorgt het / jouw paard.

Τὸν ἵππον θεραπεύει. --- Hij verzorgt het / zijn paard. Zij verzorgt het / haar paard.

Τὸν ἵππον θεραπεύομεν. --- Wij verzorgen het / ons paard.

Τὸν ἵππον θεραπεύετε. --- Jullie verzorgen het / jullie paard.

Τὸν ἵππον θεραπεύουσιν. --- Zij verzorgen het / hun paard.

 

In de vertaling van de zinnen merk je op dat het bepaald lidwoord τόν wordt weergeven ofwel met een Nederlands bepaald lidwoord (in dit geval: “het”, omdat “paard” in het Nederlands onzijdig is; in het klassiek Grieks is ὁ ἵππος mannelijk), ofwel met het Nederlands bezittelijk voornaamwoord dat hoort bij het onderwerp van de zin (ik > mijn; jij > jouw enz.). Het bepaald lidwoord kan in het oud-Grieks deze bezittelijke betekenis hebben, indien uit de context van de zin duidelijk is dat diegene die de handeling uitvoert tegelijkertijd ook de eigenaar of de gebruiker van het lijdend voorwerp is. Eigenlijk is dat in het Nederlands ook vaak zo. Uit de zin “Ik maai het gazon” blijkt wel dat het gaat over MIJN gazon en niet over dat van de buurman (tenzij in een voorafgaande zin gezegd werd dat ik, om een centje bij te verdienen, het gazon van mijn buurman maai).

De aandachtige lezer zal ook gemerkt hebben dat het onderwerp van het werkwoord (ik, jij enz.) niet uitgedrukt wordt in het Grieks. De reden daarvan is dezelfde als in het Latijn: wanneer een persoonlijk voornaamwoord het onderwerp is (of: zou moeten zijn) van het werkwoord, dan wordt dat doorgaans niet uitgedrukt, aangezien uit de uitgang van de werkwoordsvorm voldoende blijkt wie het onderwerp is: -ω = ik …; -εις = jij; enz. --- Het persoonlijk voornaamwoord als onderwerp wordt in het oud-Grieks wél uitgedrukt indien het nadruk heeft; hierover later.

Tot slot nog even aangeven dat het werkwoord θεραπεύειν opduikt in tal van moderne talen. Denken we in het Nederlands maar aan woorden als: therapie, therapeut, therapeutisch.

vrijdag 2 oktober 2020

 

Les 4. --- Ik heb, jij hebt, … zij hebben

 

Kan alleen een boer een paard bezitten? Natuurlijk niet: ook IK kan er een hebben, of JIJ, of HIJ, of ZIJ enz.

In de volgende zinnetjes veranderen we telkens de paarden-eigenaar door de uitgang van het werkwoord te veranderen:

1. Ἵππον ἔχω: ik bezit een paard (“hippon echoo”)

2. Ἵππον ἔχεις: jij bezit een paard (“hippon echeis”)

3. Ἵππον ἔχει: hij/zij bezit een paard (“hippon echei”)

4. Ἵππον ἔχομεν: wij bezitten een paard (“hippon echomen”)

5. Ἵππον ἔχετε: jullie bezitten een paard (“hippon echete”)

6. Ἵππον ἔχουσιν: zij bezitten een paard (“hippon echoesin”)

Op deze manier leren we de uitgangen van de actieve indicatief praesens (= onvoltooid tegenwoordige tijd) van de werkwoorden op -ω (1ste, 2de en 3de persoon, enkelvoud en meervoud).

Dus:

1ste persoon enkelvoud: -ω

2de persoon enkelvoud: -εις

3de persoon enkelvoud: -ει

1ste persoon meervoud: -ομεν

2de persoon meervoud: -ετε

3de persoon meervoud: -ουσιν

In feite zijn deze uitgangen op zichzelf nog samenstellingen van een bindklinker + de eigenlijke uitgang, bv. -ομεν is samengesteld uit de bindklinker -ο + de eigenlijke uitgang -μεν. Dit technische onderdeel van de Griekse vormleer heeft echter geen enkel nut in deze basislessen.

zondag 27 september 2020

 

Les 3. Vier nieuwe naamvalsvormen én een nieuw werkwoord

 

In de volgende zinnetjes maak je kennis met twee nieuwe naamwoorden --- dit keer bijvoeglijke naamwoorden of adjectieven --- én met twee nieuwe werkwoordsvormen. Er komen ook vier nieuwe naamvalsvormen bij.

 

Het adjectief καλός betekent: “mooi”. Je ziet dadelijk wel het verband met het Nederlandse substantief kalligrafie: “de kunst van het schoonschrift”.

Het adjectief χρήσιμος betekent “nuttig”.

De werkwoordsvorm ἐστιν betekent “(hij/zij/het) is”, de werkwoordsvorm εἰσιν betekent “(zij) zijn”.

Met behulp van deze informatie kan je zonder moeite de volgende zinnetjes vertalen. Hoewel … er ontbreekt nog wat noodzakelijke info!

 

1. Ὁ ἵππος τοῦ γεωργοῦ καλός ἐστιν.

Het paard van de boer is mooi.

In deze zin is de boer de bezitter van het paard. Daarom τοῦ γεωργοῦ: dat is de genitief enkelvoud van ὁ γεωργός. De genitief duidt, net zoals in het Latijn (en in het Duits, en in het Russisch …) de bezitter aan (“genitief van bezit”). --- De genitief wordt in het oud-Grieks ook nog wel in andere situaties gebruikt, zoals we later zullen zien.

καλός is wat men nu noemt: het naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde. Voor oudere lezers (maar wat ik nu ga schrijven is dus echt verouderd en dus fout): het gezegde. Καλός staat in de nominatief enkelvoud, net zoals Ὁ ἵππος.

De werkwoordsvorm ἐστιν is de derde persoon enkelvoud (indicatief praesens, dus: onvoltooid tegenwoordige tijd) van het werkwoord εἶναι = “zijn”.

 

2. Οἱ ἵπποι τῶν γεωργῶν καλοί εἰσιν.

De paarden van de boeren zijn mooi.

Hier zijn de boeren de bezitters. Opnieuw staan ze dus in de genitief, maar nu in de genitief meervoud: τῶν γεωργῶν.

De werkwoordsvorm εἰσιν is de derde persoon meervoud (indicatief praesens, dus: onvoltooid tegenwoordige tijd) van het werkwoord εἶναι = “zijn”.

καλοί is opnieuw naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde, zoals in zin 1, maar in zin 2 staat het in de nominatief meervoud, net zoals Οἱ ἵπποι.

 

3. Ὁ ἵππος τῷ γεωργῷ χρήσιμός ἐστιν.

Het paard is nuttig voor de boer.

χρήσιμος is, zoals καλός en καλοί in zinnen 1 en 2, ND van het NG. --- Nominatief enkelvoud, zoals het onderwerp (Ὁ ἵππος).

Nieuw hier is τῷ γεωργῷ: een datief enkelvoud. De datief dient in het oud-Grieks (o.a.) om de persoon aan te duiden voor wie iets nuttig, voordelig, aangenaam enz. is.

De uitgang -ῳ in de datief enkelvoud τῷ γεωργῷ is een omega ("oo") met daaronder een kleine iota; deze "onder-geschreven iota" is beter gekend onder de Latijnse naam "iota subscriptum". Een omega met een iota subscriptum heeft dezelfde waarde als de combinatie -ωι (-"ooi"), maar dit laatste (ωι) wordt als zodanig nooit geschreven: men schrijft steeds omega met iota subscriptum.

 

4. Οἱ ἵπποι τοῖς γεωργοῖς χρήσιμοί εἰσιν.

De paarden zijn nuttig voor de boeren.

χρήσιμοι is, zoals καλός en καλοί in zinnen 1 en 2, ND van het NG. --- Nominatief meervoud, zoals het onderwerp (Οἱ ἵπποι).

Dit keer zijn de paarden nuttig voor meerdere boeren, dus τοῖς γεωργοῖς: een datief meervoud.

 

vrijdag 25 september 2020

 

Les 2. --- Enkele nieuwe woorden. Plus onze eerste zinnetjes.

 

ὁ γεωργός: de boer (uitspraak: ho geoorgos)

ὁ ἵππος: het paard (uitspraak: ho hippos)

ἔχει: (hij/zij) heeft (uitspraak: echei)

ἔχουσιν: (zij) hebben (uitspraak: echousin)

 

In les 1 hebben we het substantief ἄνθρωπος als voorbeeld genomen. In les 2 voegen we er twee substantieven aan toe die niet geheel onbekend zijn. Het zelfstandig naamwoord γεωργός (boer; letterlijk “land-bewerker”) ligt aan de basis van de mannelijke voornamen Georges, George, Georg en Joris. Het zelfstandig naamwoord ἵππος (paard) vinden we bv. terug in de wetenschappelijke naam van het zeepaardje (hippocampus) en van het nijlpaard (hippopotamus).

Om snel enkele eenvoudige zinnetjes te maken, maken we gebruik van de werkwoordsvormen ἔχει (hij/zij heeft) en ἔχουσιν (zij hebben).

1. Ἵππον ἔχει. --- Hij (zij) heeft een paard.

2. Ἵππον ἔχουσιν. --- Zij hebben een paard.

3. Ἵππους ἔχει. --- Hij (zij) heeft paarden.

4. Ἵππους ἔχουσιν. --- Zij hebben paarden.

5. Ὁ γεωργὸς ἵππον ἔχει. --- De boer heeft een paard.

6. Ὁ γεωργὸς ἵππους ἔχει. --- De boer heeft paarden.

7. Οἱ γεωργοὶ ἵππον ἔχουσιν. --- De boeren hebben een paard.

8. Οἱ γεωργοὶ ἵππους ἔχουσιν. --- De boeren hebben paarden.

 

Enkele eenvoudige vaststellingen.

a) Paard = ἵππος. In zinnen 1, 2, 5 en 7 staat echter de vorm ἵππον (uitspraak: hippon). Dit is de accusatief enkelvoud: in zinnen 1, 2, 5 en 7 is ἵππον namelijk lijdend voorwerp (LV).

b) In zinnen 3, 4, 6 en 8 staat de vorm ἵππους (uitspraak: hippoes). Dat is de accusatief meervoud (zelfde reden: LV).

c) De boer = γεωργός. In zinnen 5 en 6 staat die combinatie lidwoord + substantief in die vorm (= de nominatief enkelvoud), als onderwerp (O). --- In zinnen 7 en 8 is het onderwerp Οἱ γεωργοὶ: eveneens nominatief, maar dan wel nominatief meervoud.

 

De aandachtige lezer zal bovendien gemerkt hebben dat tekens zoals een spiritus en een accent (of een combinatie van beide) in het geval van een hoofdletter links naast die hoofdletter worden geschreven (zie: Ἵππον en Ἵππους in de eerste vier zinnetjes). --- In het geval van een tweeklank (Οἱ in 7 en 8) schrijft men die tekens op de tweede klinker van de tweeklank.

Tot slot: bij γεωργός verandert het accent op de laatste lettergreep van een acutus in een gravis omdat na γεωργὸς nog een ander woord volgt. De studie van de accenten (acutus, gravis en circumflexus) heeft echter in het geheel geen belang bij de basis-studie van het oud-Grieks.

dinsdag 22 september 2020

Les 1. Een nieuw alfabet (maar eigenlijk toch niet zo nieuw)

Zoals alles in de fysieke wereld is opgebouwd uit moleculen en deze moleculen dan weer uit atomen, is een taal opgebouwd uit woorden en deze woorden op hun beurt uit letters. De verzameling van deze letters noemen we een alfabet. Zo een alfabet kan verschillen van taal tot taal. Zo is het Russische alfabet verschillend van ons Nederlandse alfabet. Ook het oud-Griekse alfabet verschilt van het onze en van het Russische, maar er zijn wel heel wat overeenkomsten. 

Weetje: het woord “alfabet” is afgeleid van de namen van de eerste twee letters van het Griekse alfabet: alfa en bèta (= a en b). 

Het oud-Griekse alfabet telt 24 lettertekens. Heel wat van die lettertekens ken je eigenlijk al, gewoon omdat ze eigenlijk overeenkomen met letters uit ons alfabet en/of omdat ze ook gebruikt worden in de wiskunde en de positieve wetenschappen. Denk maar aan de Griekse letter pi (π). 

De 24 letters van het Griekse alfabet zijn de volgende: 

(Naam = hoofdletter, kleine letter, klankwaarde)

alfa = Α, α, klankwaarde: a
bèta = Β, β, klankwaarde: b 
gamma = Γ, γ, klankwaarde: g 
delta = Δ, δ, klankwaarde: d 
epsilon = Ε, ε, klankwaarde: e 
zèta = Ζ, ζ, klankwaarde: z 
èta = Η, η, klankwaarde: è 
thèta = Θ, θ, klankwaarde: th 
iota = Ι, ι, klankwaarde: i 
kappa = Κ, κ, klankwaarde: k 
lambda = Λ, λ, klankwaarde: l 
mu = Μ, μ, klankwaarde: m 
nu = Ν, ν, klankwaarde: n 
ksi = Ξ, ξ, klankwaarde: x 
omicron = Ο, ο, klankwaarde: o 
pi = Π, π, klankwaarde: p 
rho = Ρ, ρ, klankwaarde: r 
sigma = Σ, σ of ς, klankwaarde: s 
tau = Τ, τ, klankwaarde: t 
upsilon = Υ, υ, klankwaarde: u 
phi = Φ, φ, klankwaarde: ph, f 
chi = Χ, χ, klankwaarde: ch 
psi = Ψ, ψ, klankwaarde: ps 
omega = Ω, ω, klankwaarde: oo (lange –o-)

We sluiten deze eerste les af met ons eerste Griekse woord: ὁ ἄνθρωπος. Ik heb voor dit woord gekozen omdat ὁ ἄνθρωπος “de mens” betekent. In de oud-Griekse literatuur staat zo goed als overal de mens centraal, als heldhaftig strijder (epos), als tragisch wezen (tragedies), met al zijn humor (komedies), in zijn gevoelens (lyrische poëzie), als verteller (historiografie), als denker (filosofische teksten), als sprekend overtuiger (retorische teksten) en als nog zoveel meer. ὁ ἄνθρωπος spreek je uit als: “ho anthroopos”. Boven de ὁ zie je een krulletje staan met de opening rechts; zo een krulletje heet een spiritus asper. Een spiritus asper staat boven klinkers indien je voor die klinker een h moet uitspreken (onze letter h bestaat niet als letterteken in het oud-Grieks, maar wordt weergegeven door het krulletje in de vorm van het laatste-maankwartier). --- Boven de alfa van ἄνθρωπος zie je dan weer een krulletje staan met de opening links, zoals bij het eerste-maankwartier: in dat geval moet je de klinker die onder dat krulletje staat zonder h uitspreken (dit krulletje heet: “spiritus lenis”). --- Boven de alfa van ἄνθρωπος merk je ook nog een accent (zoals het Franse accent aigu): dat wil zeggen dat die lettergreep beklemtoond is. Daarom schreef ik: “ho anthroopos”. Wie Latijn studeert of gestudeerd heeft zal merken dat, in tegenstelling met het Latijn, het Grieks wél een lidwoord heeft. In het geval van ἄνθρωπος is dat het lidwoord ὁ: dat is het lidwoord dat bij mannelijke substantieven staat. Om te eindigen: het Griekse substantief ἄνθρωπος leeft ook verder in vele moderne talen. Denk maar aan ons Nederlandse woord antropologie = menskunde of mensleer = wetenschap die de mens in al zijn aspecten, zowel fysiek als cultureel, bestudeert.


  Les 11 --- Geen paniek: niet alles was mannelijk in het oude Griekenland …   Een korte terugblik. In de eerste tien lessen leerden we ...